Wtza voorwaarde voor ’toezichthouder’ bij ouderinitiatief disproportioneel

De Wet toelating zorgaanbieders (Wtza) die vanaf 1 juli 2021 geldt, regelt het toezicht op zorgaanbieders en aan welke eisen zij moeten voldoen om zorg te mogen verlenen. Nieuwe en bestaande zorgaanbieders, waar meer dan 10 mensen structureel zorg verlenen (inclusief assistenten), zijn verplicht een toelatingsvergunning (Wtzi) aan te vragen en moeten ook over een Wtza-vergunning beschikken.

De vergunningplicht die aan de Wtza verbonden is, heeft nadelige gevolgen voor ouderinitiatieven. Voor toelating wordt o.a. gecontroleerd of er in het ouderinitiatief sprake is van een bedrijfsvoering met een intern onafhankelijke toezichthouder; raad van toezicht of een raad van commissarissen.

Disproportionele eis

Donderdag 5 november jl. vond hierover een plenair debat plaats met de minister en de vaste Kamercommissie van Vws, n.a.v. een motie die door Vera Bergkamp (D66) werd ingediend voor een wijziging in het concept-uitvoeringsbesluit Wtza.

In de motie van Vera Bergkamp/Dik-Faber/Veldman, stellen de indieners dat een onafhankelijke interne toezichthouder, voor ouder-familie initiatieven, een disproportionele eis is. Zij verzoeken de regering om in het uitvoeringsbesluit Wtza een uitzondering te maken voor deze initiatieven. (download motie Bergkamp)

Geen uitzondering voor familie-ouderinitiatieven

Tamara van Ark (Minister voor Medische Zorg en Sport)

Tamara van Ark (Minister voor Medische Zorg en Sport) gaf in haar antwoord aan dat zij bekend is met ouder-familie initiatieven en vanuit haar betrokkenheid als voormalig woordvoerder, deze initiatieven een warm hart toedraagt; ‘De meest liefdevolle zorg is in deze initiatieven te vinden; dat is ook de reden dat zij zijn ingesteld’.

Reden om geen uitzondering te maken voor ouderinitiatieven, is dat er geen toereikend toelatingsregime is of andere wijze van borging van toezicht op het beleid van het bestuur. Bij elke organisatie van zorg zijn risico’s verbonden, vanwege de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de zorgvrager. Het feit dat ouders dicht op de zorg zitten kan beide kanten opwerken; enerzijds maakt het de toezichthouder overbodig, anderzijds; kan het ook nodig zijn om een onafhankelijke blik op de zorg hebben.

Daarnaast zou het uitzonderen van een onafhankelijk interne toezichthouder voor de ouderinitiatieven een precedentwerking oproepen. Zij ontraadt derhalve de motie.

Bij uitzondering Wtza-toezichthouder, wel inspectie inschakelen

De minister gaf aan dat als de motie door de Kamer zal worden aangenomen deze uiteraard zal worden uitgevoerd, maar dat zij de inspectie (IGJ) zal vragen om extra goed naar de uitwerking van dit besluit te kijken, om de risico’s die de inspectie inschat, te voorkomen.

Ouderinitiatief als verlengstuk ouderlijk huis

In reactie op de minister onderstreepte Vera Bergkamp nogmaals dat, in vergelijking met een ouderinitiatief een zorginstelling met 400 cliënten, een familie-ouderinitiatief echt iets anders is; ‘Een ouderinitiatief moet gezien worden als een verlengstuk van het ouderlijk huis. De ouders zelf kunnen de kwaliteit van de zorg het beste waarborgen. Als er aanwijzingen zouden zijn van fraude of ondeugdelijke kwaliteit van de zorg, dan zou ik er anders naar kijken. Ook de inspectie geeft aan om niet disproportioneel te zijn als het gaat om kleine initiatieven. Ik hoop toch dat de minister deze motie kan omarmen en wellicht bij de evaluatie kan kijken hoe het in de praktijk gaat’

Aanvullend nuanceerde de minister dat bij kleine zorginstellingen, met minder dan 10 zorgverleners, de voorwaarde voor een onafhankelijke toezichthouder, niet van toepassing is.

Update

Op 10 november 2020 heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen deze motie aangenomen.